over margueritte duras


Stuurloos.

For she's touched your perfect body with her mind.

Leonard Cohen



Als ik Duras leest voel ik leven, ergens, zeer aanwezig. De afstandelijkheid van haar taal die in de stilte van de tekst het leven laat binnensijpelen. Dan is het er plots – dat leven - om te laten zien dat het er was .

De jaren ‘70 van de vorige eeuw zijn voor Duras een drukke en creatieve periode. Als je er de –  voortreffelijke - biografie van Adler echter bij neemt, lijkt het alsof ze altijd drinkt en tussen twee glazen door schrijft en films maakt. Vijftien films, een zevental boeken en dan nog wat toneel voor de afwisseling – een behoorlijke productie voor iemand die zich verliest in de drank. Vele van die boeken vloeien voort uit het filmen, uit eerder geschreven boeken. Vele films ontstaan uit de boeken. De films spreken over de discrepantie tussen beeld en gesproken woord[1]. De boeken verstillen tot stemmen van een verlangen zonder personage.

In 1964 verschijnt De vervoering van Lol V. Stein, een jaar later De vice-consul. Twee cruciale boeken binnen het oeuvre van Duras. Twee even cruciale vrouwen , respectievelijk Lol V. Stein en Anne-Marie Stretter, die opnieuw verschijnen in de films en boeken van de jaren ’70. Steeds opnieuw in steeds weer verschillende gedaantes. Zij lichten op. Ze schijnen te leven, die vrouwen. Ze bestaan. Ze verlangen, maar elders, onafhankelijk en buiten zichzelf.

In het werk van Duras circuleert het verlangen ergens rondom de vrouw. Alsof ze zich op de rand van de waanzin bevinden. Maar misschien huist die waanzin veeleer in de andere figuren – van psychologische personages is bij Duras nauwelijks sprake – die geconfronteerd worden met dat verlangen, dat zich ergens buiten bevind. Het is er... dat is zeker. Misschien is dat de waanzin, dat deze vrouwen – kunnen – bestaan, aan gene zijde van hun verlangen – wat niet hetzelfde is als zonder verlangen te leven.  Maar misschien is de waanzin ook gewoon dat leven dat wij leven.

Duras denkt in haar boeken en haar films na over het verlangen dat een mens constitueert tot in zijn kleinste details. Over het onzegbare ervan en wat dat dan wel kan zijn, dat onzegbare. De stuurloze chaos van het verlangen vindt in haar werk een steeds weer sprekende stem die het  in de prangende stilte van de tekst uitspreekt. Wie het spreken van de stilte in de teksten van Duras niet ziet – die stiltes zijn zeer nadrukkelijk en fysiek in de teksten aanwezig – ziet ook niet de gehavende beelden die zij in haar werk afbreekt. Beelden van het verlangen die vervloeien in het verlangen naar de oneindigheid van de zee. Beelden die eroderen in de onverstoorbaarheid van de tijd.

December 1977 vertelt een jongeman Duras wat hij heeft meegemaakt. Zij mag het publiceren, er een film van maken als ze dat wil. Hij zal zeggen dat alles klopt, maar dat hij niets herkent. Het is niet langer zijn verhaal. Zoals dikwijls in de boeken van Duras is er een complex samengaan van (auto)biografie en verdichtsel.

Het verhaal dat de man vertelt zal door Duras gepubliceerd worden als Nachtschip Night. Het verhaal is simpel: een man en een vrouw hebben gedurende een drietal jaar een relatie. Hij ziet haar nooit, zij... ze zegt dat ze zijn lichaam heeft gezien. Zij kan hem bellen. De telefoon is het enige fysieke contact dat ze kennen. Hij heeft geen nummer, geen adres, geen gezicht. Alleen die stemmen. Is de stem, nog voor zij woorden vormt, niet het meest eigen instrument waarover een mens beschikt om zich uit te drukken? Die stemmen die ze, uit alle andere, herkennen, die ze liefhebben. Liefde zonder ogen. Verlangen zonder beelden. Zwarte beelden – zegt zij.

Dit op zich relatief eenvoudige gegeven wordt in de woorden van Duras een complex nadenken over de betekenis van het beeld in het verlangen. In haar handen wordt deze geschiedenis ook een complex spel van de volledige en onvoorwaardelijke overgave. Zij wil alles voor hem doen, alles voor hem achter later, zelfs als ze elkaar nooit zouden zien.

Dit boekje, nauwelijks 50 pagina’s, is misschien een eigenaardig soort detective-verhaal. De twee geliefden zijn op zoek naar de betekenis van het beeld voor het verlangen. Is het mogelijk te verlangen zonder een beeld van elkaar te hebben? Zonder en beeld van het verlangen zelf te hebben? Waarnaar is hij op zoek? Naar haar beeld? Naar het verlangen zelf?

Ook de stem, die zo eigen stem, die ze in alle fysieke en emotionele mogelijkheden van elkaar hebben leren kennen en wat het enige is wat ze van elkaar kennen,  is misschien toch niet de stem van wie ze dachten...

Alles wordt nog ingewikkelder, mogelijk is er een film in het spel, is zij, de vrouw aan de telefoon, de stem van een vrouw uit een niet nader genoemde film. Alles is mogelijk in het hoofd van deze man, zolang de stem zonder beeld blijft, blijft zijn verlangen naar haar bestaan.

Schrijven is voor Duras het wachten op woorden in wat zij de kamer van de echo noemt[2]. Echo, de nimf die gedoemd was alles tot in het oneindige toe te herhalen. Wie is deze vrouw uit Nachtship Night? Zelf zegt ze dat haar naam begint met de letter F., wat maakt het uit? Op een bepaald moment hoort de man haar echte naam in dat grote huis van haar vader roepen. Wat hoort hij? Lol V Stein? Anne-Marie Stretter? Wellicht niet...  Lol kijkt,  hoe in de nacht haar geliefde de liefde bedrijft met haar vriendin. Anne-Marie Stretter zwijgt. En F... F. Spreekt, over haar liefde. Spreekt over haar ziekte en haar vroegtijdige dood. Zij spreekt wanneer zij dat wil. Zij spreekt over de liefde en over alles achterlaten... zij spreekt... en zegt ook dat ze elkaar nooit zullen zien. Zij spreekt, ‘De tekst van de stemmen, gezegd met gesloten ogen. –Geen enkel beeld bij het de tekst van het verlangen.’ Hij luistert en luistert tot op het moment dat ze hem twee foto’s van haarzelf opstuurt. Dat stopt bij hem het luisteren: met de foto’s – die geen betekenis hebben omdat hij niet weet of het weldegelijk haar beeld is - stopt de geschiedenis. Radeloos. ‘Het verlangen is dood, gedood door het beeld. Het nachtschip Night is op zee tot stilstand gekomen.’ De dichter kan niet langer zijn lied zingen.

Nachtschip Night is het stuurloze schip dat in die andere nacht, die op klaarlichte dag verschijnt, uitvaart. Die andere nacht. Die nacht die het verschijnen is van ‘alles is verdwenen’[3]. Dat zien. Die  nacht waarover ook Blanchot en Bataille schreven. Schreef Bataille niet dat kleine boekje Madam Edwarda,dat de ervaring van die andere nacht schrijft?  Duras noemde dit boekje ooit een van de grootste teksten van de 20e eeuw? Is Nachtschip Night mogelijk een vrouwelijke versie?

 Misschien is de complexiteit, die ontstaat doordat de touwtjes in dit verhaal niet aan elkaar geknoopt worden, soms iets te mistig om deze zich in het sop der liefde bevende stemmen te kunnen volgen. Maar valt die liefde, die onvoorwaardelijke liefde die ons overvalt, te volgen? Kan iemand de wegen die het verlangen aflegt, om zijn doelen noodzakelijkerwijs altijd weer opnieuw voorbij te schieten, volgen?

Gelukkig zijn er nog vertalers en uitgevers die het aandurven boeken uit te geven die ons niet met clichematigheden bestoken. Die boeken uitbrengen die proberen te spreken over wat onmogelijk gezegd kan worden: dat kleine beetje leven dat ons nog rest, oncontroleerbare en chaotisch tot in al zijn onderdelen, maar dat misschien wel juist dat is wat het de moeite waard maakt te leven,  en wat wij liefde noemen. 


[1] Stefan Hertmans, Een onschuldige op zoek naar zijn naam. Over enkele films van Marguerite Duras, in Raster 35, Amsterdam, 1985.


[2] Annechien Vink, De onstilbare stem van Duras, in Raster 35, Amsterdam, 1985.


[3] Maurice Blanchot, Het Buiten, De Nacht, in Het Wakende Woord, (red.) Nordholt, ten Kate & Vande Veire, Nijmegen, 1997.